- uitdoen
- {{uitdoen}}{{/term}}1 [uittrekken] enlever2 [doven] éteindre3 [Algemeen Zuid-Nederlands][doen verdwijnen] enlever⇒ effacer4 [Algemeen Zuid-Nederlands][rooien] arracher♦voorbeelden:1 zijn kleren uitdoen • enlever ses vêtements3 een fout uitdoen • effacer une fauteeen vlek uitdoen • enlever une tache¶ 〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 de school uitdoen • ±terminer ses études
Deens-Russisch woordenboek. 2015.